Jaarverslag 2016

Uitgangspunten en grondslagen voor waardering en resultaatbepaling

Algemeen

Bij het opstellen van de jaarrekening is de Richtlijn voor de jaarverslaggeving Organisaties zonder winststreven (RJ 640) toegepast. Daarnaast is zoveel mogelijk aansluiting gezocht met het binnen Beeld en Geluid gehanteerde interne rapportagemodel en het “Handboek verantwoording cultuursubsidies instellingen 2013 - 2016” van het ministerie van OCW.

Oordelen en schattingen

Bij de toepassing van de grondslagen en regels voor het opstellen van de jaarrekening hanteert de leiding van Beeld en Geluid diverse oordelen en schattingen. De belangrijkste oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen zijn, indien van toepassing, toegelicht bij behandeling van de betreffende rubriek.

Bekostiging

De bekostiging van Beeld en Geluid vindt als volgt plaats:

  • Jaarlijks verstrekt het ministerie van OCW bekostiging op basis van een door het ministerie goedgekeurde begroting. Een eventueel overschot of tekort na mutatie bestemmingsreserves wordt aan het eigen vermogen toegevoegd dan wel onttrokken. De algemene reserve kan daarmee slechts ten goede komen aan activiteiten waarvoor de bekostiging is verstrekt.
  • Een aantal activiteiten van Beeld en Geluid wordt op tijdelijke basis bekostigd door geoormerkte projectsubsidies. Deze subsidies worden toegekend door het ministerie, de Europese Commissie en andere instanties. Indien de subsidies nog niet zijn ontvangen maar er reële zekerheid bestaat dat zij zullen worden ontvangen, worden deze in de balans opgenomen als nog te ontvangen gelden.
  • Naast de structurele bekostiging en incidentele subsidies heeft Beeld en Geluid inkomsten uit omzet aan derden. Het eigen inkomstenpercentage1 bedraagt voor 2016 37% (20152 40%).
  • Indien een vergoeding nog niet is toegekend, maar redelijkerwijs verwacht mag worden dat de toekenning zal volgen, wordt de vergoeding in het resultaat van het lopende boekjaar verwerkt. Mochten er wijzigingen aangebracht worden in de vergoeding dan zullen deze in het resultaat van het volgende boekjaar verwerkt worden.

Fiscale positie

Beeld en Geluid is BTW-plichtig voor zijn activiteiten. Er wordt per maand aangifte gedaan. 

Met ingang van 2016 is de wet op de vennootschapsbelasting voor indirecte overheidsbedrijven ingevoerd. Om te beoordelen of deze regeling ook voor het instituut geldt heeft Beeld en Geluid een externe deskunidge gevraagd hier onderzoek naar te doen. Uit dit onderzoek is gebleken dat er geen VPB plicht voor Beeld en Geluid geldt.

Materiële vaste activa

De materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen de aanschaffingsprijs, verminderd met lineaire afschrijvingen over de verwachte gebruiksduur, rekeninghoudend met een eventuele restwaarde. Materiële vaste activa met een aanschafprijs van minder dan € 2.500 worden direct ten laste van het resultaat gebracht. Door het management is vastgesteld dat er geen indicaties zijn voor een duurzame waardevermindering van het gebouw.

Materiële vaste activa die aangeschaft worden ten behoeve van een additioneel gefinancierd project worden direct ten laste van dat project gebracht indien het activum uitsluitend gebruikt wordt tijdens de looptijd van het project en deze looptijd korter is dan de gebruikelijke levensduur van het desbetreffende activum.

Ontvangen subsidie voor de aanschaf van een activum wordt direct in mindering gebracht op de aanschafwaarde indien de gebruiksduur van het activum gelijk is aan de resterende looptijd van de activiteit waarvoor de subsidie is toegekend. Het activum wordt geactiveerd voor de waarde, na aftrek van de subsidie. Op deze waarde vindt lineaire afschrijving plaats op basis van onderstaande percentages. Indien de gebruiksduur langer is dan de resterende looptijd van de activiteit wordt het activum geactiveerd tegen de volledig aanschafwaarde. Uit de hiervoor ontvangen subsidie wordt een bestemmingsreserve gevormd ter egalisatie van de toekomstige afschrijvingslasten.

Voor de afschrijvingen worden percentages gehanteerd die gebruikelijk zijn in de branche en zoveel mogelijk aansluiten bij de reële economische levensduur. Een activum waarvan voorzien kan worden dat de levensduur korter is dan de duur waaraan het voor dat activum geldend percentage is ontleend, wordt over de kortere termijn afgeschreven.

Gehanteerde percentages:

Terreinen

0%

Gebouwen

2,5% per jaar

Verbouwingen

10 % per jaar

Installaties

10% per jaar / 6,67% per jaar

Machines

10% per jaar

Automatisering en software

33,3% (hardware) en 20%(software) per jaar

Apparatuur

20% per jaar

Tentoonstellingen

10% per jaar

Meubilair en overige inventaris

10% per jaar

Afschrijvingen vangen aan zodra het activum in gebruik is genomen.

Voorraden

Voorraden betreffen de voorraden van de museumwinkel en museumkaarten die Beeld en Geluid verkoopt. Deze voorraden worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs, dan wel lagere opbrengstwaarde.

Debiteuren

Vorderingen worden gewaardeerd op de nominale waarde onder aftrek van een voorziening voor oninbaarheid. Voorzieningen worden bepaald op basis van ouderdom van de vorderingen. Oude vorderingen waarbij zekerheid bestaat over de inbaarheid worden niet voorzien.

Overige vlottende activa

Vorderingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde, onder aftrek van voorzieningen wegens oninbaarheid.

Algemene Reserve

Deze wordt gevormd door toevoeging of onttrekking van het jaarlijkse resultaat na mutatie bestemmingsreserve.

Voorzieningen

Een voorziening wordt gevormd voor verplichtingen waarvan het waarschijnlijk is dat zij zullen moeten worden afgewikkeld en waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten. De omvang van de voorziening wordt bepaald door de beste schatting van de bedragen die noodzakelijk zijn om de desbetreffende verplichtingen en verliezen per balansdatum af te wikkelen.

Kortlopende schulden

Kortlopende schulden worden gewaardeerd tegen nominale waarde.

Resultaatbepaling

Opbrengsten en kosten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben, rekening houdend met de in het voorgaande vermelde waarderingsgrondslagen.

Toerekening organisatiekosten aan projecten

Beeld en Geluid belast een deel van de kosten van de directie, bedrijfsvoering en ict (organisatiekosten) door aan de additioneel gefinancierde activiteiten3. De doorbelasting vindt plaats tegen een standaardtarief van € 19,53 per uur4 voor de aan de projecten bestede personeelsuren met een maximum van € 31.250 per jaar per fte. Dit standaardtarief is ontleend aan de Handleiding Overheidstarieven 2016.

Pensioenen

De pensioenverplichtingen zijn ondergebracht bij een bedrijfstakpensioenfonds. De pensioenregeling is in de jaarrekening verwerkt als een toegezegde bijdrage omdat overeenkomstig RJ 271.310 is voldaan aan de voorwaarde dat:

  • de stichting is aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds
  • de stichting geen verplichting heeft tot het voldoen van aanvullende bijdragen in geval van een tekort bij de instelling waar de pensioenen zijn ondergebracht, anders dan het voldoen van toekomstige hogere premies.

Bovenstaande betekent dat de verschuldigde pensioenbijdragen in de winst- en verliesrekening zijn verantwoord en dat nog te betalen bijdragen in de kortlopende schulden zijn verantwoord.

Beeld en Geluid heeft de pensioenen ondergebracht bij Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Media (PNO Media). Eind 2016 kende het fonds een dekkingsgraad van 91,3% wat onder het wettelijk vereiste minimum ligt. Omdat de dekkingsgraad wel boven de kritische ondergrens van circa 90% ligt hoeven de pensioenen in 2017 niet aangepast te worden.

Grondslagen kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode. De geldmiddelen in de staat van herkomst en besteding der middelen bestaan uit de liquide middelen. Kasstromen in vreemde valuta zijn omgerekend tegen een geschatte gemiddelde koers. Ontvangsten uit hoofde van interest zijn opgenomen onder de kasstroom uit operationele activiteiten.

Hilversum, 20 april 2017

  1. Berekend conform de door het Ministerie van OCW gehanteerde berekeningswijze. Hierbij wordt het eigen inkomsten percentage weergegeven als het totaal aan eigen inkomsten ten opzichte van het totaal aan structurele subsidies.
  2. Bij de berekening zijn de incidentele baten (frictievergoeding 2014 en 2015) niet meegenomen.
  3. Uitgezonderd de door de Europese Commissie gesubsidieerde projecten.
  4. Bij de berekening van het uurtarief is uigegaan van 1600 werkbare uren per fte per jaar.

PDF DOWNLOAD

Uitgangspunten en grondslagen voor waardering en resultaatbepaling